Investeren in armoedebestrijding is investeren in welzijn én welvaart
In zijn Septemberverklaring sprak minister-president Jan Jambon over investeringen in welvaart om welzijn te bevorderen. Het Netwerk tegen Armoede mist de ambitie van de Vlaamse Regering om echt het verschil te maken op het vlak van armoedebestrijding en draait het graag om: investeer in welzijn en geef meteen ook een boost aan onze welvaart. Elke euro besteed aan mensen in armoede verhoogt hun koopkracht en draagt bij aan onze welvaart. Kwetsbare mensen staan gedwongen aan de kant toe te kijken terwijl de kopgroep en het peloton -de middenklasse- zich losrijden. Geef hen structureel een aantal duwtjes in de rug op het vlak van wonen, inkomen, werk en onderwijs. Dan kunnen ze ook echt deel uitmaken van de samenleving. En dan maken we eindelijk komaf met de hardnekkig stabiele armoedecijfers (11% in Vlaanderen) die in de eerste plaats kinderen, eenoudergezinnen en alleenstaanden treffen.
De laatste week van september was een woelige week die in het teken stond van de Septemberverklaring met de bijhorende debatten en opinies. Het Netwerk tegen Armoede maakte een kritische analyse van de Septemberverklaring maar reikt ook oplossingen en concrete aanbevelingen aan zodat de Vlaamse Regering de kentering kan inzetten in de strijd tegen (kinder)armoede.
We tonen graag mee de weg in die strijd, onder meer in onze prioritaire thema's wonen, inkomen, werk en onderwijs.
Reactie van het Netwerk tegen Armoede op Radio 1
Algemeen coördinator Heidi Degerickx reageerde op de plannen over het Groeipakket in De Ochtend op Radio 1 op 27/9/2021 vóór het interview met Wim Van Lancker. Net daarna was ze ook te horen in het radionieuws om 9u.
Reactie van Heidi Degerickx in De Ochtend op 27/9/20121 net vóór 9u
Herbeluister de reactie (vanaf 02:48:00)Persbericht "Investeren in armoedebestrijding is investeren in welzijn én welvaart"
Lees het persberichtRond betaalbaar wonen is de enige concrete maatregel in de Septemberverklaring de verlaging van registratierechten van 6 naar 3% voor de aankoop van de eerste eigen woning. De vraag is of dit de verwerving van een eigen woning effectief toegankelijker maakt voor starters, laat staan voor gezinnen met een laag inkomen. Het valt nog af te wachten of dit effectief tot lagere prijzen zal leiden en of die verlaging niet gewoon mee in rekening genomen wordt door wie een huis verkoopt. Op die manier dreigt de verlaging van de registratierechten vooral uit te draaien op een overheidssubsidie voor immomakelaars en banken. Net op een moment dat de woonbonus, en zijn prijsopdrijvend effect, aan het uitdoven is. De Vlaamse Regering vergist zich van prioriteit door de focus eenzijdig op eigendomsverwerving te leggen.
De Vlaamse wooncrisis woedt niet zozeer op de koopmarkt, maar zet wel duizenden gezinnen op de huurmarkt met de rug tegen de muur. Daar verwachten wij slimme en ondersteunende maatregelen om het recht op menswaardig wonen waar te maken. 170.000 gezinnen wachten gemiddeld vier jaar op een sociale woning en moeten ondertussen overleven op de private huurmarkt. Op die private markt zijn woningen onbetaalbaar en vertonen ze in de helft van de gevallen grote gebreken. Dat maakt dat gezinnen financieel in de problemen komen, zeker als hun energiefactuur ook nog onbeheersbaar wordt door de slechte isolatie van hun woning. Over de huurmarkt wordt echter met geen woord gerept in de Septemberverklaring, terwijl net daar de grote uitdagingen liggen op het vlak van betaalbaar wonen. Ook over energiearmoede blijft de Vlaamse Regering doof en blind.
Nochtans is het dringend nodig om de private huurmarkt meer betaalbaar en kwaliteitsvol te maken. Dat is geen gemakkelijke, maar ook geen onmogelijke oefening.
Aanbevelingen i.v.m. Wonen
Wij pleiten voor ondersteuning van private verhuurders via fiscale stimuli en premies om te investeren in de kwaliteit van hun patrimonium, op voorwaarde dat ze hun woningen verhuren aan betaalbare prijzen aan gezinnen met een bescheiden inkomen, het zogenaamde geconventioneerd huren. Een vergelijkbaar systeem bestaat al voor wie zijn woning verhuurt via een sociaal verhuurkantoor.
Zolang 170.000 mensen wachten op een sociale woning, moeten we dringend werk maken van een bredere en snellere toekenning van de huurpremie. Mensen moeten nu vier jaar overleven in precaire omstandigheden op de private huurmarkt, vooraleer ze kans maken op een huurpremie. En dan nog is die verbonden aan strenge voorwaarden. Wie aankijkt tegen een te hoge huurprijs of wiens woning niet conform is aan de Vlaams wooncode, maakt geen kans op de huurpremie. Die conformiteitseis maakt ook dat huurders de premie vaak niet durven aanvragen, want dat gaat gepaard met een kwaliteitscontrole van de woning. Huurders hebben schrik voor een negatieve reactie van de verhuurder of, erger nog, voor een onbewoonbaarverklaring. Gevolg is dat huurders die vastzitten aan een slechte woning en/of een te hoge huurprijs, uit de boot vallen. Net de mensen in de meest precaire woonsituatie grijpen naast de huurpremie. Het goede nieuws is dat die wel degelijk een belangrijk positief effect heeft. Mensen die een huurpremie toegekend krijgen, krijgen meer ademruimte om hun basisbehoeften te financieren. Wij vragen dus een versoepeling van de voorwaarden (verhoging van de maximale huurprijzen en afschaffing van de conformiteitseisen).
Ook over sociale woningbouw toont de Vlaamse Regering te weinig ambitie. Ja, het bouwritme is de voorbije jaren stelselmatig verhoogd, maar te weinig om de wachtlijsten terug te dringen. Integendeel, die blijven elk jaar langer worden. Het bouwritme moet dus verder omhoog, naast investeringen in de private huurmarkt. Bovendien blijft een belangrijk deel van het sociaal woonaanbod van ondermaatse kwaliteit. Er zijn dringend meer investeringen nodig in energiezuinige renovatie.
Het woonbeleid moet dringend hoger mikken dan symbolische maatregelen, zoals de zwarte lijst voor sociale huurders met zware psychosociale problemen, de verstrengde toegang (door verplichte inschrijving bij VDAB of strengere taalvereiste) of de buitensporige controle op buitenlandse eigendommen, die veel geld kost aan de Vlaamse overheid maar nauwelijks impact heeft op de wachtlijsten. Met 7% sociale woningen bengelt Vlaanderen nog altijd onderaan de Europese ladder op vlak van woonbeleid. De Vlaamse Regering vergelijkt zich graag met het Noorden. Hopelijk doet ze dat ook voor betaalbaar wonen.
Niet alleen op de private, maar ook op de sociale huurmarkt is de kwaliteit van veel woningen ondermaats, waardoor huurders in ongezonde omstandigheden moeten overleven en er moeilijk in slagen om hun energiegebruik te beperken. Hierin investeren is dus dubbele winst: in de strijd tegen de klimaatopwarming én tegen energiearmoede.
En op het vlak van energie blijft de Vlaamse, samen met de federale overheid, de energiefactuur gebruiken als een tweede belastingbrief. Het eigenlijke verbruik maakt amper 34,19% uit van de energiefactuur. Al de rest zijn taksen en heffingen, die geen rekening houden met inkomen of verbruik. Kleine verbruikers met een laag inkomen krijgen dus in verhouding de zwaarste factuur onder de neus geschoven. Haal die belastingen uit de factuur en doe de inning via algemene middelen, zodat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten dragen.
De jaarlijkse stijging van slechts 1 ipv 2% in het Groeipakket is zeer moeilijk te begrijpen. Het Groeipakket is één van de belangrijkste hefbomen om écht een verschil te maken in het inkomen van gezinnen met kinderen (in armoede). “Daarom pleiten we ervoor de sociale toeslag met 25% te verhogen in de strijd tegen kinderarmoede”, aldus algemeen coördinator Heidi Degerickx. “Goed dat er niet geraakt wordt aan de stijging van 2% van de sociale toeslagen.” Maar het onvoldoende verhogen van het basisbedrag van 169,79 euro betekent een structurele verarming voor gezinnen in armoede. Besparen op de kap van kwetsbare gezinnen die al te kort hebben is ronduit kinderarmoede (re)produceren. “Kinderarmoede is blijkbaar iets wat iedereen wel wil aanpakken, behalve als het money time is.”
Het is onbegrijpelijk dat een regering die welzijn in de etalage zet als één van haar prioriteiten, net in het budget voor armoedebestrijding van het Departement Welzijn snoeit om het gat in de begroting te dichten. Dat gezinnen in armoede het kind van de rekening zijn is betreurenswaardig.
Aanbevelingen i.v.m. Inkomen
De stijgende levensduurte en energieprijzen hakken nu al flink in op het budget van kwetsbare gezinnen. De jaarlijkse stijging van slechts 1 ipv 2% in het Groeipakket is in dat licht zeer moeilijk te begrijpen. Het Groeipakket is één van de belangrijkste hefbomen om écht een verschil te maken in het inkomen van gezinnen met kinderen (in armoede). Als de stijging van kinderbijslag wordt afgeremd is dit een bijkomende zorg, vooral voor kwetsbare gezinnen. Het Netwerk tegen Armoede pleit er daarom voor om de sociale toeslag met 25% te verhogen in de strijd tegen kinderarmoede. (link naar evaluatie Groeipakket)
In een resolutie van juni 2021 met een evaluatie van het Groeipakket herhaalt de Vlaamse Regering uitdrukkelijk haar ambitie om kinderarmoede te bestrijden. Het is teleurstellend vast te stellen dat besparingen precies op dit instrument worden doorgevoerd. De regering legt ook vlot de resolutie naast zich neer waarin het parlement de Vlaamse Regering vraagt om: 1° de fundamenten en de architectuur van het Groeipakket onverkort te behouden; 2° te onderzoeken of, binnen het kader van de begrotingsopmaak en/of bij de brede Vlaamse heroverweging, er binnen het Groeipakket kan worden bijgestuurd om kinderen in de meest kwetsbare gezinnen te ondersteunen.
Dat er niet geraakt wordt aan de stijging van 2% van de sociale toeslagen is een pleister op een houten been. Het onvoldoende verhogen van het basisbedrag van 169,79 euro betekent een structurele verarming voor gezinnen in armoede. Besparen op de kap van kwetsbare gezinnen die vandaag al te kort hebben is ronduit kinderarmoede (re)produceren.
Door de index niet met 2% maar met 1% te verhogen, wordt de koopkracht van gezinnen met kinderen opnieuw aangetast, ook en vooral van éénoudergezinnen.
Kinderarmoede is blijkbaar iets wat iedereen wel wil aanpakken, behalve als het money time is.
Het Netwerk tegen Armoede juicht toe dat er geïnvesteerd wordt in kinderopvang. Zeker als die investeringen de sociale functie van opvang versterken en inkomensgerelateerd zijn. Betaalbare en bereikbare kinderopvang is immers cruciaal om vooruitgang te boeken op dat andere prioritaire domein in de Septemberverklaring: werk en een werkzaamheidsgraad van 80%.
Maatregelen op de arbeidsmarkt komen vandaag voornamelijk de bedrijven ten goede. Veranderingen bij de dienstencheques hebben een positieve impact op dienstenbedrijven, maar komen niet terecht bij de dienstenchequemedewerkers die geconfronteerd worden met zware werkomstandigheden tegen mensonwaardige lonen. Zelf getuigden mensen in dit systeem al dat ze met hun karig loon amper of niet toekomen. In de Septemberverklaring geeft de Vlaamse Regering zelfs toe dat deze medewerkers (te) weinig verdienen. Maar, gelukkig is er de jobbonus! Hét wondermiddel dat niet enkel de laagste lonen zal opkrikken, maar ook de tewerkstellingsgraad naar 80% zal halen.
Aanbevelingen i.v.m. Werk
De jobbonus, die bij de laagste lonen op het einde van de maand 50 netto euro meer zou opleveren, wordt pas op het einde van het jaar verrekend. Voor mensen in armoede kan een verhoging van 50 euro per maand effectief een verschil in beschikbaar inkomen betekenen, maar enkel wanneer dat direct voelbaar is in de portemonnee. Zorg daarvoor ook niet voor bijkomende drempels, zoals een (complexe) aanvraagprocedure van deze premie. De non-take-up zou ertoe leiden dat nog steeds een groot deel van de mensen met lage lonen, hier geen enkel voordeel aan hebben. Ga daarentegen voor een automatische toekenning van dergelijke maatregelen.
Hogere minimumlonen zouden ook bijdragen aan de sociale zekerheid, eventuele werkloosheidsuitkeringen en het pensioen van mensen met de laagste lonen. De jobbonus doet dit niet en is in die zin ook geen structurele verhoging van het inkomen. De jobbonus bereikt bovendien enkel mensen die al aan het werk zijn. Op die manier zal het de tewerkstellingsgraad niet verhogen, zoals gehoopt.
Financiële incentives alleen volstaan niet om mensen aan het werk te krijgen. Werk moet vooral werkbaar zijn, kinderopvang en openbaar vervoer moeten bereikbaar en betaalbaar zijn. In plaats van in te zetten op fiscale premies, is het beter in te zetten op menswaardige minimumlonen en werkbaar werk:
- Zet in op flexibele, betaalbare kinderopvang
- Zorg voor betere mobiliteit en bereikbaarheid
- Heb oog voor de leefwereld van mensen in armoede
- Erken competenties en groeipotentieel
- Stimuleer kansen en opleidingsmogelijkheden op de werkvloer
- Stimuleer jobcarving en jobcrafting
- Waak over de kwaliteit van uitzendarbeid
Naast het actief wegwerken van drempels die mensen in armoede verhinderen om werk te vinden of te behouden, moet de overheid bedrijven en organisaties ook stimuleren om werk te maken van een armoedebewust HR-beleid. Het gaat hier niet over een afvinkpolitiek, maar over een mentaliteitsverandering en het structureel inbedden in de manier van werken op de werkvloer. Dat komt niet enkel mensen in armoede, maar ook de andere personeelsleden én het bedrijf zelf ten goede. Het gaat niet enkel het draaideureffect tegen, maar werkt ook preventief tegen (langdurige en werkgerelateerde) ziekte én zorgt voor een stijgende productiviteit, retentie én welzijn op het werk.
Nog specifiek over de dienstencheques: deel van de (on)werkbaarheid van de job, is dat verplaatsingstijd niet meetelt in de werktijd. Omdat dienstenchequemedewerkers vaak veel onderweg zijn van klant naar klant, is het bijna onmogelijk om voltijds te werken (naast de zware fysieke impact van het werk op zich). Een verbetering van de arbeidsvoorwaarden, waaronder de verplaatsingstijd integraal deel laten uitmaken van de betaalde werktijd en het optrekken van de lonen, zou qua werkbaar werk al een groot verschil kunnen maken. Dat zou het draaideureffect alleszins kunnen verminderen.
De Septemberverklaring spreekt ook over de 300.000 online opleidingen en het begeleidingsaanbod van VDAB, om o.a. een carrièreswitch te maken of de kansen op tewerkstelling te verhogen. Alles om die tewerkstellingsgraad naar 80% te krijgen. Daarbij lijkt de digitale kloof vergeten te zijn. Zet dus naast digitale opleiding ook blijvend in op fysieke opleiding, op het structureel versterken van digitale vaardigheden. Doe dat niet enkel op projectbasis, waar lokaal gekozen kan worden om al dan niet in te zetten op een dergelijk project, en met een specifieke einddatum. Ook de begeleiding van VDAB bereikt vaak de meest kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt niet. Hun dienstverlening is enerzijds onvoldoende inclusief: voor de begeleiding van kwetsbare groepen wordt bijna steevast doorverwezen naar projecten uitgevoerd door partners of tenders. Dat maakt de begeleiding vaak relatief versnipperd. Daarnaast zijn er gewoonweg bemiddelaars tekort om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt voldoende intensief te begeleiden. En dat aantal bemiddelaars zal in de nabije toekomst enkel nog zakken.
De Vlaamse Regering wil “voor het beste onderwijs ooit” gaan. Die ambitie staat haaks op de aangekondigde besparing. Die besparingen zullen voelbaar zijn, niet alleen voor scholen en leerkrachten maar ook voor kwetsbare gezinnen.
Met de Digisprong wil de Vlaamse Regering een grootscheepse digitalisering van het onderwijs inzetten. Die zou moeten toelaten om ook zwakkere leerlingen beter te ondersteunen en sterkere leerlingen meer uit te dagen. De kosten ervan worden echter doorgerekend aan ouders waardoor het risico bestaat dat de Digisprong de digitale kloof in het onderwijs en de ongelijkheid groter ipv kleiner maakt.
De geplande taalscreenings van de kinderen in alle derde kleuterklasjes dreigen opnieuw kwetsbare gezinnen te stigmatiseren. Het dreigt kinderen bij voorbaat uit te sluiten om samen met klasgenootjes aan het eerste leerjaar te beginnen. Werken we zo aan gelijke onderwijskansen?
Eind september zitten nog duizenden leerlingen zonder de nodige leermiddelen in de klas. Wie wil werken aan kwaliteit, zorgt er in eerste instantie voor dat dit probleem structureel wordt aangepakt. De oplossing moet werken voor iedereen, en niet afhankelijk zijn van de school waar je zit, het gezin waarin je opgroeit, de stad waar je woont ...
Aanbevelingen i.v.m. Onderwijs
‘Waarin wil je de beste zijn?’ Ieder beleidsdomein moet keuzes maken binnen de contouren van de begroting. Er is volgens ons beleid nodig dat uitgaat van de visie dat kwaliteit van onderwijs draait rond gelijke kansen en toegang voor iedereen, en dat inzet op het hefboomeffect voor kinderen die opgroeien in een kwetsbare situatie. Zolang dat niet het uitgangspunt is bij elke maatregel of beleidskeuze, zal de ongelijkheid alleen maar toenemen. En dat is slecht voor het welzijn én de welvaart van de Vlaming.
Het Netwerk tegen Armoede vraagt structurele oplossingen om onderwijs betaalbaar te maken voor iedereen. De Robinpas is niet het antwoord op die nood: de minister doet een beroep op filantropie om het probleem van betaalbaarheid van onderwijs aan te pakken. De Robinpas draagt niet bij tot kostenbeheersing, want er worden aan de deelnemende scholen geen voorwaarden of plafondbedragen opgelegd. De Robinpas helpt bovendien enkel met de betaalbaarheid van de schoolfactuur voor gezinnen die de pas kennen (al dan niet via een brief van de school van hun kind), ervoor uitgenodigd worden (dus van wie scholen weten dat ze financieel krap zitten) én die alle stappen gezet krijgen in het verzilveren van hun pas. Dat is niet de sociale correctie op de schoolfactuur die nodig is.
De Robinpas komt uit de koker van een private stichting. Die stichting subsidiëren vanuit de Vlaamse overheid (100.000 euro) is ook zeer vreemd omdat de pas vertrekt van bedrijven en filantropen, en niet - zoals gebruikelijk bij projecten - van stakeholders uit het onderwijsveld. Het geld wordt dus niet rechtstreeks gebruikt voor onderwijs – toch wel een stokpaardje van de minister.
Wij vragen andere, structurele maatregelen: de uitbetaling van de schooltoelage in juni (wanneer de boeken besteld moeten worden), een gedifferentieerde maximumfactuur in het secundair onderwijs, controle op de manier waarop scholen hun zorgplicht nakomen, een verbod op zwarte lijsten bij boekenleveranciers waarvan kinderen de dupe zijn, en garanties dat alle leerlingen op 1 september over de nodige (digitale) leermiddelen beschikken.