Europa geeft een rode kaart aan het Vlaamse woonbeleid

Het Europees Comité voor Sociale Rechten treedt de klacht van Woonzaak bij en velt een vernietigend oordeel over het Vlaamse woonbeleid. Het Comité ziet een gebrek aan inspanningen voor de bouw van sociale woningen, terwijl ook de nodige ondersteuning op de private huurmarkt uitblijft. Het stelt bovendien vast dat er te weinig gebeurt om dak- en thuisloosheid op te lossen en dat het ontbreekt aan cruciale data voor een efficiënt en effectief woonbeleid.
Woonzaak, waaronder het Netwerk tegen Armoede, vraagt de Vlaamse regering om deze duidelijke veroordeling om te zetten in een trendbreuk met het verleden en roept minister van Wonen Melissa Depraetere op om samen met de stakeholders een woonpact te sluiten dat de basis moet leggen voor een nieuw woonbeleid.
Algemeen coördinator Heidi Degerickx: “We willen garanties om het recht op wonen voor iedereen waar te maken. Het is tijd voor actie en oplossingen die echt werken: meer en betere sociale woningen en een woonbeleid dat de kwaliteit en de betaalbaarheid van private huurwoningen verbetert.”
Een jongere op de private huurmarkt: “Die woononzekerheid blijft in mijn gedachten spoken. Het gegeven dat je elk moment je woonst kwijtspeelt, geeft me dagelijks stress.”
Woonzaak is een coalitie van een 70-tal organisaties, die in 2021, met de medewerking van Feantsa, een klacht indiende bij het Europees Comité voor Sociale Rechten. Dat gebeurde vanuit de overtuiging dat het Vlaamse woonbeleid niet beantwoordt aan de bepalingen van het Herziene Europees Sociaal Handvest (ESH-1996). Via antwoord en wederantwoord kreeg de Vlaamse overheid in 2022 en 2023 de kans om haar beleid te verdedigen, duidelijk zonder succes. In een lijvig rapport van 17 oktober 2024, dat nog maar pas gepubliceerd is, besluit het Comité, meestal met unanimiteit, dat Vlaanderen het ESH schendt op diverse punten.
Een ouder van twee kinderen op de private huurmarkt: “Er staat vocht op mijn muren en het huis is slecht geïsoleerd. Mijn verhuurder weet dat, maar als die dit wil oplossen moet ik een aantal weken of zelfs maanden uit mijn huis. Ik ging naar het OCMW om te vragen waar ik naartoe kan, maar ze kunnen mij niet verder helpen met een woonst. Er is maar één noodwoning in de gemeente. Ze zeggen dat ik dan maar tijdelijk bij familie moet intrekken. Mijn familie woont op 45 minuten rijden, ver van ons sociale netwerk en de school. Met het openbaar vervoer kan ik de kinderen niet dagelijks brengen.”
De private huurmarkt is in crisis omdat zo’n 250.000 huishoudens wel recht hebben op een sociale woning, maar er geen vinden door het tekort eraan. Daardoor wonen veel Vlamingen te duur, niet kwaliteitsvol en onzeker op de private huurmarkt. Velen worden gediscrimineerd of bevinden zich in een situatie van dak- en thuisloosheid. De marktwerking zorgt duidelijk niet uit zichzelf voor betaalbare en kwaliteitsvolle woningen met voldoende woonzekerheid voor iedereen. Een verstandig overheidsingrijpen en meer doelgroepondersteuning acht het Comité dan ook noodzakelijk.
Het decennialang stimuleren van eigenwoningbezit heeft dan wel veel aandacht, geld en energie gekost, maar heeft vooral geleid tot perverse effecten. Die stimulansen kwamen niet alleen hoofdzakelijk de hogere inkomensgroep ten goede, ze hebben ook de woningprijzen opgedreven, met hogere huurprijzen als rechtstreeks gevolg. Het Comité stelt vast dat mensen met beperkte inkomens, die gestimuleerd werden om toch eigenaar te worden, vaak onvoldoende middelen hebben voor een renovatie en zich vervolgens tevreden moeten stellen met een woning die niet aan de minimale normen voldoet.
Het Comité mist tot slot ook vele voor het beleid cruciale data over de onderkant van de woonmarkt en vooral een planmatige langetermijnaanpak.